Rekenkundige operatoren

Omschrijving
In Arduino C++ zijn operators speciale tekens die je helpen bij taken zoals rekenen en vergelijken. Je hebt rekenkundige operators zoals ‘+’, ‘-‘, ‘*’, en ‘/’ voor wiskundige berekeningen. Vergelijkingsoperators zoals ‘==’, ‘!=’, ‘>’, en ‘<‘ checken of dingen gelijk zijn of hoe ze zich tot elkaar verhouden. Logische operators zoals ‘!’, ‘&&’, en ‘||’ voeren logische bewerkingen uit. Met deze operators wordt het makkelijker om berekeningen en vergelijkingen in je code te doen, zodat je programma precies doet wat je wilt. Hier bekijken we de rekenkundige operators.

Rekenkundige operators
Dit zijn speciale tekens in programma’s waarmee je wiskundige berekeningen kunt doen. Hier zijn wat voorbeelden:

  1. Optellen (+): Met dit teken tel je twee getallen bij elkaar op. Bijvoorbeeld, 3 + 5 = 8.
  2. Aftrekken (-): Met dit teken trek je het ene getal van het andere af. Bijvoorbeeld, 7 – 4 = 3.
  3. Vermenigvuldigen (*): Met dit teken vermenigvuldig je twee getallen met elkaar. Bijvoorbeeld, 2 * 6 = 12.
  4. Delen (/): Met dit teken deel je het ene getal door het andere. Bijvoorbeeld, 10 / 2 = 5.

Deze tekens maken het makkelijker om ingewikkelde berekeningen te doen in je programma’s, net zoals je op een rekenmachine zou doen!

Volgorde van rekenkundige operators
Het is ook belangrijk om te weten dat de volgorde waarin je deze tekens gebruikt, de uitkomst van je berekeningen kan veranderen:

  1. Haakjes: Berekeningen tussen haakjes worden altijd als eerste gedaan. Bijvoorbeeld, in ‘(4 + 5) * 3’ reken je eerst ‘4 + 5’ uit tot ‘9’, en dan ‘9 * 3′, wat ’27’ oplevert.
  2. Vermenigvuldigen en delen: Deze worden eerst gedaan voordat je optellen en aftrekken doet. Bijvoorbeeld, in ‘4 + 5 * 3’, eerst ‘5 * 3’ uitrekenen geeft 15, en dan ‘4 + 15′ geeft ’19’.
  3. Optellen en aftrekken: Deze worden van links naar rechts uitgevoerd als er geen haakjes zijn. Bijvoorbeeld, in ’10 – 3 + 2′, eerst ’10 – 3′ geeft ‘7’, en dan ‘7 + 2’ geeft ‘9’.

Deze regels zorgen ervoor dat je de juiste antwoorden krijgt in je berekeningen, net zoals bij het gebruik van een rekenmachine!

Als een berekening ingewikkelder wordt, maak dan gebruik van haken. Dit vereenvoudigt de berekening, maakt hem overzichtelijker en zodoende minder fout gevoelig.

Voorbeeld
Bijvoorbeeld ‘x = 5 + 16 * 3 / 3 – 2’, wat is de waarde van x nu?

Om de waarde van ( x ) te vinden in de berekening ( x = 5 + 16 * 3 / 3 – 2 ), moeten we de volgorde van de rekenkundige operatoren volgen:

  1. Eerst wordt vermenigvuldigen en delen uitgevoerd van links naar rechts:
  • ( 16 * 3 / 3 )
  • ( 16 * 3 = 48 )
  • ( 48 / 3 = 16 )
  1. Vervolgens wordt optellen en aftrekken van links naar rechts uitgevoerd:
  • ( 5 + 16 = 21 )
  • ( 21 – 2 = 19 )

Dus, ( x = 19 ).

Verklaring:

  • Eerst wordt ( 16 * 3 = 48 ) berekend.
  • Vervolgens wordt ( 48 / 3 = 16 ).
  • Dan wordt ( 5 + 16 = 21 ) berekend.
  • Tot slot wordt ( 21 – 2 = 19 ).

De volgorde van bewerkingen wordt bepaald door de rekenkundige regels waarbij vermenigvuldigen en delen voorrang hebben op optellen en aftrekken, en bewerkingen van links naar rechts worden uitgevoerd als ze dezelfde prioriteit hebben.