Beschrijving
Nadat de setup()-functie alle eenmalige taken heeft uitgevoerd, wordt de loop()-functie aangeroepen. De loop()-functie blijft zich herhalen. De functie begint met het eerste commando binnen de loop()-functie en voert daarna alle andere commando’s binnen deze functie uit. Bij het laatste commando gekomen, binnen de loop()-functie, springt het programma weer terug naar het eerste commando van de loop()-functie en gaat daar weer verder. Dit blijft zich herhalen totdat je het microprocessorbord uitzet of een herstart geeft. Wat in de loop() functie zit, is alles wat tussen de accolades {} staat. Deze geven het begin en het einde aan.
Syntax
loop() {
functies;
}
Parameters
functies: een of meerdere regels programma code.
Geeft terug
Niets.
Voorbeeld
int ledPin = 6; void setup() { // ... } void loop() { digitalWrite(ledPin, HIGH); delay(1000); digitalWrite(ledPin, LOW); delay(1000); }
Toelichting voorbeeld
De loop()-functie bevat vier regels code. Op regel 8 zet de digitalWrite()-functie ledPin op HIGH, bijvoorbeeld om een led te activeren. Vervolgens wacht het programma 1.000 milliseconden (1 seconde). Daarna wordt ledPin op LOW gezet, gevolgd door nog eens 1.000 milliseconden wachten. Dit is het laatste commando in de loop(). Het programma keert terug naar het eerste commando en voert alle commando’s binnen de loop()-functie opnieuw uit: van regel 8 naar 9, 10, 11 en terug naar 8. Dit proces blijft zich herhalen.
Opmerkingen en waarschuwingen
De variabelen die in de loop()-functie geïnitieerd worden zijn alleen in de loop()-functie zichtbaar.